Boris Veldhuijzen van Zanten bouwde in dertien jaar tech-platform TNW (The Next Web) uit tot een volwaardig media bedrijf. Om internationaal verder te groeien werd in maart een meerderheidsbelang verkocht aan de Britse Financial Times Group. ‘Ik vond het een ontzettend zwaar traject.’
Hij is één van de bekendste gezichten in de Nederlandse tech-scene. Boris Veldhuijzen van Zanten staat, samen met mede-oprichter Patrick de Laive, al dertien jaar aan het roer van The Next Web (TNW). Dit internationale tech-platform is in Nederland vooral bekend van zijn jaarlijkse congres TNW Conference in Amsterdam, waar duizenden digital minds van over de hele wereld praten over de nieuwste trends en ontwikkelingen op het gebied van internet en technologie. En dan te bedenken dat TNW in 2006 ontstond toen het Veldhuijzen van Zanten en De Laive hun toenmalige startup Fleck in de spotlights wilde zetten. Maar omdat het afreizen naar het beoogde tech-event in San Francisco erg duur en omslachtig was, besloten Veldhuijzen van Zanten en De Laive zelf een evenement op te tuigen om hun bedrijf te kunnen pitchen. Fleck is allang begraven, maar TNW is springlevend. Wat begon als een congres voor 300 man is uitgegroeid tot een tweedaags tech-event met ruim 15.000 bezoekers. Ook het dagelijkse blog met internationaal tech-nieuws, is met zo’n tien miljoen bezoekers per maand een succesverhaal. Naast de jaarlijkse conferentie en de nieuwssite heeft TNW de afgelopen jaren een strategie uitgerold die gericht is op het genereren van meerdere omzetstromen; zo richtte het groeiversneller TQ op, werd een startup-database ge- lanceerd onder de naam Index.co, wordt er kantoor- ruimte verhuurt aan kansrijke scale ups en is er een adviestak waar mensen van TNW grote bedrijven helpt met innovatievraagstukken.
Ter versterking van het management is Patrick’s broer Robert Jan de Laive een paar jaar geleden aan- getrokken als CFO en is Myrthe van der Erve vorig jaar aangesteld als Chief Operations Officer (COO). Hoewel Veldhuijzen van Zanten de afgelopen dertien jaar koestert, gaat het hem niet snel genoeg. ‘In al die jaren hebben we gewerkt aan het neerzetten van een degelijk product. Het mooiste compliment is de dag na de conferentie, dan worden de meeste kaarten verkocht voor het event van volgend jaar. Mensen die erop vertrouwen dat je ze weer een goed programma voorschotelt. De uitdaging is om er voor te zorgen dat iedereen in de wereld dat over TNW denkt.’
Wat betekent die uitdaging concreet?
‘We gokken dat wereldwijd zo’n twintig miljoen mensen TNW kennen, een immens aantal. Maar onze totale doelgroep bestaat uit ongeveer vijfhonderd miljoen mensen. Met andere woorden: eigenlijk kent niemand ons. We hoeven niet meer na te denken wat we onze doelgroep moeten aanbieden, dat is al een proven concept. Het hoeft niet degelijker, het moet groter. Maar de vraag is: hoe kom je van 15.000 naar 45.000 bezoekers voor onze TNW-conferentie ? En hoe komen we van tien miljoen naar vijftig miljoen bezoekers per maand op onze website? Dat zijn zaken waar ik wakker van lig.’
Boris Veldhuijzen van Zanten (48) rondde in 1989 de Circusschool af, waar hij ‘afstudeert’ in jongleren met zeven ballen. Daarna gaat hij naar de ArtEZ Hogeschool voor de Kunsten en Rijksacademie voor beeldende kunsten, waar hij voor het eerst in aanraking komt met computers. Na zijn schoolperiode start hij in 1997 zijn eerste bedrijf V3 Redirect Services, dat moeilijke url’s versimpelde naar een korter adres. In de internethype van 1999 verkoopt Veldhuijzen van Zanten dat bedrijf voor 9,5 miljoen euro aan Fortune City. In 2001 richt hij HubHop op, een WiFi hotspot-service. Wederom laat hij zich na twee jaar uitkopen, ditmaal door KPN. Lange tijd leek het erop dat alles wat hij aanraakte, veranderde in goud. Maar het in 2005 opgezette Fleck, een annotatieservice voor webpagina’s, draait uit op een teleurstelling. In 2006 begint hij met het event TNW Conference. Twee jaar later komt daar een blog over trends en ontwikkelingen in de technologiesector bij. In 2010 en 2011 werd hij uitgeroepen tot Technology Trendwatcher of the Year.
Dat soort groeicijfers op eigen kracht realiseren is niet eenvoudig, zo niet onmogelijk. Is dat de reden waarom jullie op zoek zijn gegaan naar een strategische partner?
‘Eigenlijk wel, ja. We zijn op eigen kracht heel ver gekomen, maar we hebben het gevoel dat we op dit moment nog steeds niet genoeg mensen bereiken. Ik kan mij nog heel goed een meeting van twee jaar geleden herinneren. Patrick, onze financieel directeur Robert Jan de Laive en ik dachten er op dat moment alle drie hetzelfde over: we kwamen nog niet eens in de buurt van wat we met TNW maximaal zouden kunnen bereiken. Toen zei ik dat de tijd misschien rijp was om een strategische partner bij TNW te betrekken. Als we willen doorgroeien was dit het moment: onze naam is internationaal gevestigd, we maken een degelijke indruk, hebben inmiddels een groot netwerk opgebouwden op de overnamemarkt staan alle seinen nog steeds op groen. Patrick had precies hetzelfde gevoel en Robert Jan vertelde dat hij eigenlijk al naar dit moment aan het toewerken was.’
Dan begint de grote zoektocht, maar je gaat het ook niet van de daken schreeuwen. Was het voor jullie meteen duidelijk hoe je dit aan moest pakken?
‘Ik kende een private banker uit Berlijn die vaker dit soort trajecten heeft gedaan. Dus ik ben met hem in Duitsland gaan lunchen en heb aan hem onze wens uit de doeken gedaan. Het eerste wat hij zei was dat hij exact hetzelfde dacht. ‘Ik weet al een paar partijen, dus als je mij groen licht geeft dan ga ik meteen aan de slag’, reageerde hij enthousiast. Achteraf heeft die bankier een belangrijke rol gespeeld in het overnameproces, want je hebt er wel hulp bij nodig. Ik raad het andere bedrijven ook aan, je hebt professionals nodig die weten hoe ze dat proces moeten managen.’
Hij wist al een aantal partijen, maar je had zelf waarschijnlijk vast ook wel een paar namen in je hoofd van geschikte partners.
‘Natuurlijk. Laat ik voorop stellen dat we winstgevend zijn, dus we kunnen groeien op eigen kracht. We zoch- ten juist een partner die ons meer kan bieden dan al- leen maar geld. We hebben onze longlist van 120 bedrijven terug gebracht naar een shortlist van zo’n vijftien bedrijven. Uiteindelijk hebben we met drie partijen gesprekken gevoerd, maar de Financial Times Group bleef over. Toen we in eerste instantie hoorden dat zij graag met ons wilden praten, had ik wel zoiets van ‘wauw, dit is echt een droompartner’.
Financial Times stond bovenaan jullie lijst. Het gevaar bestaat dan dat je té graag wilt. Waren jullie ook be reid om weg te lopen bij de deal?
‘Ja, absoluut. Soms zit je op bepaalde momenten even vast, dat hoort bij het onderhandelingsspel. Maar het was niet zo dat wij dan meteen zeiden: dan maar geen deal.’
Is het lastig onderhandelen met Britten?
‘Niet lastig, maar anders. De eerste paar gesprekken herinnerde ik iedereen even aan de culturele verschillen die er nu eenmaal zijn. Wij Nederlanders zijn heel direct en open, dat komt bijna asociaal over op Britten. De benadering van de Britten tijdens een deal is totaal anders. Als ik jou een fiets verkoop en jij vraagt mij: maar hoe oud is de binnenband? Dan denk ik als Nederlander al vrij snel dat je mij niet vertrouwd. Een Brit vraagt zelfs nog veel meer: wat voor merk binnenband is het, hoe lang zit hij er al in, heb je hem wel eens opgepoetst? De Nederlander denkt: ga je die fiets nou kopen of niet? Maar een Brit heeft het gevoel dat hij zijn werk niet goed doet als hij niet elk detail boven water krijgt.’
Dus jullie zijn flink gegrilled?
Zij hebben ons een jaar lang tegen het licht gehouden, ieder contract onderzocht, iedere steen omgedraaid... maar als FT – toch de gold standard of media companies – met ons in zee gaat is dat ook een ultiem stempel van goedkeuring. Een mooier compliment ga je in je leven niet krijgen.’
Heeft het hele onderhandelingsproces met FT daarom een jaar geduurd?
‘Ja, FT is zo ontzettend degelijk. Zij wilden alles weten, geen enkel risico lopen en het liefst alles in garanties stoppen. Simpel voorbeeld: wij moesten garanderen dat niemand in onze families een concurrerend bedrijf opzet. In eerste instantie denk je ‘prima’, maar daarna ga je denken: wat als een neefje gaat bloggen en een feestje organiseert, dan ga je mij toch niet vertellen dat ik op mijn donder krijg? Dat soort discussies krijg je dan en advocaten krijgen betaald per uur, dus die gingen vrolijk die discussie aan. Mijn rol was dan altijd om het in gewone-mensen-taal te vragen: ‘jongens, waar zijn jullie nou precies bang voor?’ Toen bleek dat zebang zijn dat als ik boos word, ik wegga, stiekem een bedrijf op naam van mijn dochter begin en al hun klanten afpak. Tja, daar kunnen we wel een andere constructie voor bedenken. Maar kost natuurlijk veel tijd voordat je door al dat soort discussiepunten heen bent.’
Is het ook emotioneel een zwaar traject?
‘Het was ontzettend zwaar. Je moet het zien alsof je een jaar lang twee banen hebt, waarvan je er eentje geheim moet houden. Twee banen uitvoeren is fysiek al een verschrikking, maar dat je over eentje bijna niet mag praten is ook een mentale belasting. En die voortdurende onzekerheid: werk ik wel aan iets dat ergens naartoe gaat? Bij ieder telefoontje dat ik van FT kreeg, dacht ik: ‘Het zal toch niet...’
Hoe zorgden jullie ervoor dat TNW bleef doordraaien tijdens het overnameproces?
‘Dat is echt een grote uitdaging. Zo’n proces slokt zo- veel tijd op, de meeste ondernemers onderschatten dat. Om eerlijk te zijn: wij ook. Ik werd ’s ochtends niet wakker met de vraag hoe ik de conferentie tot een succes kon maken, maar: wat is de volgende stap in het overnametraject? TNW had harder kunnen groeien als we dat proces niet in waren gegaan. Aan de andere kant is het even een stapje terug doen om daarna twee stappen naar voren te zetten. Het enige wat je kunt doen is erop vertrouwen dat het personeel het bedrijf laat doordraaien. En dat is gelukkig gebeurd.’
Financial Times bestaat al sinds 1888 en is een ijzersterk merk, maar het is ook een traditionele uitgeve-rij. Is zo’n bedrijf wel de juiste partner voor TNW?
‘Die heritage vinden wij eigenlijk heel lekker. Daarbij heb ik niet het gevoel dat wij de super hippe digitals zijn en zij de ouderwetse lullen met papier. Kijk, ik ben nog steeds die nerd die op het schoolplein gepest word. Maar nu heb ik wel een paar meter achter mij een grote broer en dat voelt toch net even anders. En onderschat FT overigens niet, ze hebben wel een miljoen subscribers. Hun papieren krant is qua abonnees redelijk stabiel, de weekenduitgave groeit en online is FT.com echt een voorbeeld van hoe je geld kan verdienen door online waardevolle content te leveren.’
Moederbedrijf Financial Times Group heeft een meerderheidsbelang in TNW genomen. Waar gaan zij jullie mee helpen?
‘De klanten die wij de afgelopen dertien jaar hebben gehad vond ons jong, hip, leuk en fris. Maar toch bleven ze ons als een soort startup zien. Zo zien ze dat nog steeds, maar nu hebben we die grote broer waardoor we gewoon wat serieuzer genomen worden. Bovendien komen we nu via FT op het netvlies van de boardrooms van bedrijven uit de Fortune 500. Ik heb ook tegen het personeel gezegd dat er een nieuwe aandeelhouder is met een gouden rolodex waar wij gebruik van kunnen maken. Samen hebben we voor vier jaar een plan uitgestippeld, dat we in vrijheid mogen uitvoeren.’
Jullie motto is ‘We inform, inspire and connect people who love tech’. Hoe kijk jij momenteel aan tegen de startup-cultuur in Nederland?
‘De afgelopen tijd was er echt een startup-hype en daar zijn we nu een beetje van terug aan het komen. Ik spreek nu mensen die zeggen: ‘Ik kan het woord star tup niet meer horen’. Ik werd op een gegeven moment ook wel moe van al die pitches die begonnen met de ‘We zijn de nieuwe Uber van het wc-papier’. Maar volgens mij doen we het als BV Nederland best goed. De voedingsbodem en het ecosysteem is aanwezig en er zijn toch al een aantal Nederlandse technologiebedrijven internationaal doorgebroken, zoals Adyen en Elastic.’
Heeft Nederland dan wel iemand nodig als prins Constantijn van Oranje om ons land te promoten in het buitenland?
‘Ja, dat denk ik wel. Het ontbreekt ons Nederlanders aan een gevoel van trots of het besef dat we kunnen meespelen op wereldniveau. Constantijn probeert dat een beetje te veranderen. Het is ook een soort valse bescheidenheid die nergens op slaat. Je hebt op Wikipedia een pagina met een overzicht van de langste pagina’s op Wikipedia. Op nummer drie staat de lijst met Nederlandse uitvindingen. Wij zijn gewoon het meest vindingrijke land ter wereld! Dus we moeten niet denken dat de volgende Facebook nooit uit Nederland zou kunnen komen. We moeten juist denken dat als er ergens de nieuwe Facebook vandaan moet komen, dan is het Nederland.’
Zou zo’n rol als startup-ambassadeur niet iets voor jou zijn?
‘Nee, bovendien speel ik al mijn rol in de startup-scene. Patrick en ik wilden dertien jaar geleden bewust een bedrijf opzetten waar tot aan ons pensioen bij wilden werken. Dat gevoel heb ik nog steeds. Bovendien zijn we nu een samenwerking met FT aangegaan voor de lange termijn. Ik geloof echt dat wanneer we over dertig jaar terugkijken we zullen zeggen: 2019? Dat was voor TNW pas echt het begin.’