Als het moment van niet-aftrekbaarheid al veel vroeger in het verkoopproces is te dateren, dan zullen per saldo meer kosten niet-aftrekbaar zijn.
Indien een BV een participatie heeft in een andere BV (of andere entiteit) kan op die participatie de deelnemingsvrijstelling van toepassing zijn; dividend en verkoopwinsten zijn dan onbelast, een verkoopverlies is niet aftrekbaar. De met een verkoop/koop van een deelneming verband houdende kosten zijn bij de verkoper/koper op basis van een wettelijke bepaling in de vennootschapsbelasting niet aftrekbaar. Het moet dan gaan om kosten die een oorzakelijk verband hebben met de transactie als zodanig.
Los van de vraag welke kosten nu wel of niet in verband staan met de transactie, was lang ook onduidelijk vanaf welk moment sprake kon zijn van niet-aftrekbare kosten. Lang werd beargumenteerd dat daarvan pas sprake kon zijn vanaf het ondertekenings-moment van een intentieverklaring met de beoogde koper.
Uitspraak Gerechtshof
Inmiddels heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 31 januari 2017 in een casus beslist dat:
‘Al sprake is van niet-aftrekbare verkoopkosten van een deelneming in de Vpb, zodra definitief is besloten tot verkoop van deelneming. Anders dan aangevoerd volgt uit deze feiten niet dat pas op het moment dat de uiteindelijke koper zich aandiende, werd besloten tot verkoop en dat alle werkzaamheden die daaraan vooraf gingen slechts oriënterende werkzaamheden zijn geweest, maar is aannemelijk dat al eerder definitief was besloten om tot verkoop aan een geschikte koper over te gaan. Hier doet niet aan af dat met meerdere partijen (waaronder management en medeaandeelhouder) besprekingen zijn gevoerd.’
Deze uitspraak leidt er dus toe dat het moment van niet-aftrekbaarheid dus al veel vroeger in het verkoopproces is te dateren en per saldo zullen dus meer kosten niet-aftrekbaar zijn.